Dagboek van een radioamateur
Vader had een opleiding gevolgd als metaalbewerker maar hij was geboeid door radio. Hij was een jonge man aan het einde van WW2 en samen met twee vrienden schuimde hij de legerstocks af die na de oorlog her en der oprezen. In een stock bij Sint Jacobs in Gent kocht één van de vrienden een WS19, de tweede een WS18 en vader, die over weinig middelen beschikte, trok huiswaarts met een WS38. Met die toestellen gingen ze aan de slag.
Ik heb een tijd gedacht dat amateurs kort na de oorlog alles voor een habbekrats konden vinden in de surplus zaken. Aanbiedingen in CQ-QSO van die periode zijn echter een indicatie voor het tegenovergestelde. Zo wordt in 1947 een R107 aangeboden voor 2750 BEF. De index van de consumptieprijzen van 2018 is 9,97 keer groter dan die van 1947 en de lonen stegen tussen 1947 en 2018 3,07 keer meer dan de index. Dat betekent dat de Equivalente Financiële Inspanning in 2018 voor het aanschaffen van die R107 zou overeenstemmen met een bedrag van 2059 EURO.
Andere aanbiedingen: Een andere R107 voor 4000 BEF in 1947 (EFI2018 = 2995 EURO), een E52 Köln voor 6000 BEF in 1947 (EFI2018 = 4494 EURO), een WS19MkIII met gelijkrichter 12V/24V voor 3250 BEF in 1948 (EFI2018 = 2122 EURO) en een BC342N voor 4500 BEF in 1952 (EFI2018 = 2766 EURO).
Toen vader huwde begon hij samen met moeder een handeltje in groenten en fruit. Voor radio was er geen tijd meer, maar de interesse bleef. Mijn eigen herinneringen op dat gebied gaan terug tot 1957 of 1958 toen ik als vier- of vijfjarige mocht “helpen” bij de bouw van een kristalontvangertje. Dat bestond uit weinig meer dan een Amroh Mu-core spoel 402, een afstemcondensator, een diode OA85, een koppelcondensator en een hoogohmige koptelefoon. Alles gemonteerd op een stukje aluminium, geplooid in U-vorm.
In een opwelling monteerde vader het toestelletje op een soort huifkar waarmee hij zijn groenteronde deed. Op een middag toen hij tijdens het nuttigen van zijn boterhammetjes met het “galènepostje” naar het nieuws luisterde met de koptelefoon op het hoofd, passeerden de gendarmen en die vonden het allemaal zeer verdacht. Ze hadden dan wel geen spion gevat, maar ze stelden wel vast dat geen taks betaald werd voor de “radio”. Dat moest in orde gebracht worden en de bewijzen moesten voorgelegd worden op de gendarmerie. Aan kerels als mijn vader had de wetgever echter niet gedacht en het in orde brengen bleek in de praktijk dan ook niet zo simpel. Uiteindelijk lukte het toch en vader was misschien wel de enige Belg die ooit taks betaalde voor een “radio op paardegespan”, zoals het geformuleerd werd.
Ik was al geïnteresseerd in radio van bij de bouw van de kristalontvanger, maar later werd radio een passie. Begin jaren zestig ontdekte ik de WS38 van vader, weggemoffeld achteraan in een kast. Toen het toestel eens onder spanning gezet werd was ik meteen verloren. De WS38 is een zeer rudimentair toestel maar de korte golf zat in die tijd vol omroepstations en de vreemde talen, de fading en zelfs de interferentie maakten een zeer grote indruk. Ik vond in dezelfde kast ook nog een paar vooroorlogse werkjes van de Muiderkring, waarvan ik de inhoud de volgende jaren zowat van buiten leerde. Eén van vaders jeugdvrienden was ondertussen ON5 geworden. De tweede had nog geen vergunning maar die was wel al actief tussen 3,4Mz en 3,5Mz met een WS19
De WS19 behoorde in die tijd tot de standaard uitrusting van de betere piraat en net onder de 80m band had die zijn werkterrein. Het gerucht deed de ronde dat de examinatoren die de proef voor het bekomen van een zendvergunning afnamen in die tijd al eens durfden vragen hoe je wist dat een ontvanger op een frequentie tussen 3,4 en 3,5 MHz afgestemd was. Het verkeerde antwoord was "aan de aanwezigheid van de piraten". Ik weet niet of dat zo was en zo ja, of een "verkeerd" antwoord een invloed had op de slaagkansen. Wellicht niet want de examinatoren waren dikwijls zelf ook radioamateur en veel ON4, ON5 en ON6 zijn ooit op die frequenties actief geweest. Er werd in die tijd wel actief jacht gemaakt op de piraten en wie betrapt werd was zijn radiomateriaal kwijt.
De jeugdvriend van vader kwam sporadisch nog eens op bezoek en hij had altijd wel een of andere nieuwe aanwinst mee die hij graag demonstreerde. Op een avond in de zomer van 1967 had hij in de koffer van zijn Chevrolet Impala een BC348 staan, voorzien van een netvoeding. Toen hij weer vertrok liet hij mij de BC348 in leen achter. Dat werd de gelukkigste tijd van mijn jonge leven. Kort daarna mocht ik van mijn ouders in Nederland een drietal SEMCOSET printjes bestellen om een ontvangertje voor de 2 meter band mee te bouwen. Met die BC348 en de SEMCOSET heb ik honderden uren geluisterd naar AM stations op 80m en naar de "Gentse gang" op de 2 meter band.
Er was in die tijd vrij veel activiteit op 2m. Als enkele vaste gasten herinner ik mij ON4LM (broeder Max), ON4FZ, ON5HH, ON5AN, ON5WD, ON5NN, ON5NU, ON4TW, ON4HX, ON4ET, … Ook G2JF was regelmatig te horen . Op 2m gebeurde alles toen nog in AM. Ook op 80m was AM nog zeer verbreid. De zondagnamiddag was er de bijna wekelijkse verbinding op 15m tussen Max (ON4LM) en broeder Florinus (9X5VF, gestationeerd in een missiepost in Bujumbura).
Rond die tijd nam ik mij voor zelf ook radioamateur te worden. Ondertussen bezocht ik heel af en toe al eens een hambeurs.
De eerste hambeurzen die ik bezocht waren opgevat als veilingen. Een veilingmeester liep door de zaal en verkocht alle loten per opbod. De verkoper moest een deel van de winst afstaan aan de inrichtende sectie. Waarschijnlijk werden enkel spullen aangeboden waar de verkoper niet de minste interesse meer voor had want zover ik mij herinner werd lange tijd geen minimumprijs vastgelegd. Later is dat wel veranderd.
Op één van die beurzen werd een doos geveild met een WWII Lorenz seinsleutel bovenop een hoop andere dingen. Ik had niet de middelen om de doos te kopen maar ik hoopte voldoende te hebben om enkel de seinsleutel over te kopen van de nieuwe eigenaar. Het bleek niet nodig, ik kreeg hem cadeau. Ik weet niet wie de weldoener was, maar ik zal die daad van altruïsme nooit vergeten. Onverwacht bleek vader het morse alfabet te kennen en hij had ook nog een buzzer van een Engelse veldtelefoon. Met de seinsleutel, de buzzer en vaders hulp probeerde ik de CW meester te worden.
In 1970 trok ik naar de Paleizenstraat in Brussel. Ik was vooral beducht voor de telegrafie, maar ik zat tijdens de proef toevallig naast de examinator en het leek er op dat die zijn seinsnelheid afstemde op mijn noteren. Eind september viel de vergunning in de bus.
Zoals ik het mij herinner moesten amateurs vóór 1970 twee keer langs de Paleizenstraat passeren. Een eerste keer voor het getuigschrift van private radiotelegrafist en het jaar daarop nog eens voor het getuigschrift voor private radiotelefonist. Ik denk dat de beide proeven in 1970 voor het eerst samen konden afgelegd worden. Wel bleef het eerste jaar enkel telegrafie toegelaten.
Ik was zeventien en mijn ouders moesten borg staan voor mijn activiteiten als radioamateur. Ik mocht in Kalken een ARC-3 vliegtuigzender gaan kopen voor gebruik op de de 2m-band en er werd zelfs een Trio TS-510 voor mij aangekocht op de hoek van de Mageleinstraat in Gent. Die TS-510 kostte mijn ouders 20.500 BEF en daar moest men in die tijd al wat voor doen.
Op de banden 80-10m was de AM in 1970 bijna volledig verdrongen door SSB.
Op 2m was AM nog de standaard. Een typisch station bestond uit een converter 2m/10m met daarachter een buizenontvanger. Die buizenontvanger was dikwijls een AR-88, een voor die tijd zeer goede ontvanger die beschikbaar was in enkele stocks. ON4TW was de trotse bezitter van een SP600, die een stuk jonger en beter was dan de AR88. De converter was dikwijls uitgerust met een 6CW4, een nuvistor die goed presteerde op 144MHz. De zender was in de meeste gevallen uitgerust met kristallen met een grondfrequentie tussen 8006,666kHz en 8106,666kHz. Achter de oscillator volgden een aantal "doublers" en "triplers", een "Power Amplifier" en een modulator die bij voorkeur de plaatspanning en de schermroosterspanning van de PA moduleerde. Niet iedereen beschikte over dezelfde kristallen en als gevolg daarvan zaten beide stations van een verbinding dikwijls op verschillende frequenties. Meestal klonk een oproep in de zin van "CQ 2 meter van xxx die luistert voor een oproep tussen 144 en 146 MHz". ON5HH woonde op de ?ste verdieping van een appartementsblok aan de watersportbaan in Gent. Hij had een zender (wellicht zelfbouw) waarmee hij meestal in AM werkte, maar waarvan hij één zijband en de draaggolf traploos kon onderdrukken zodat een SSB signaal overbleef. Daarmee moet hij een van de eersten geweest zijn in de regio die SSB gebruikte op 144 MHz. Begin jaren zeventig zorgden Japanse FM toestellen en afgedankte mobilofoons al gauw voor het einde van de AM en van de combinatie converter/achterzet ontvanger.
In 1971 was ik redelijk actief in CW. Begin 1972 vertrok ik naar de 6de TTR in Lüdenscheid voor mijn legerdienst. Ik was van daaruit wat actief als DA2XA. In SSB met de TS-510 die ik overgebracht had en sporadisch in CW of in AM met een Telefunken T-400 van het leger. Tussen 1973 en 1978 was ik nogal geïnteresseerd in DX op twee meter (tropo, meteor scatter, ES en aurora), in vossenjachten op 144MHz en in natuurlijke radiobronnen. Ik had toen een raam van ongeveer 1,5m x 1,5m met daarop ongeveer 3,5km dunne draad, waarmee ik whistlers capteerde.
Als gevolg van de toenemende werklast bleef er plots weinig tijd over voor avonden en nachten achter de radio, op zoek naar DX op VHF. Tezelfdertijd werd het een gewoonte om elk weekend een bezoek te brengen aan een hambeurs of aan een surplus zaak, en ik kwam zelden met lege handen terug. Al snel stond het huis vol vintage toestellen. Ik kan mij vandaag nog 186 types toestellen (omroeptoestellen en meettoestellen NIET meegeteld) herinneren waarvan ik er in de jaren 80 één (en dikwijls meerdere) in bezit gehad heb. 141 daarvan waren types met buizen en 68 types dateerden van vóór 1945.
Voor het werk maakte ik dikwijls urenlange verplaatsingen met de trein, ideale gelegenheden om na te denken over antennes, tuners en ander ham materiaal en om de technische bijdragen in de populaire magazines zoals CQ, QST, Dubus, Wireless World, CQ-DL, Veron,...,enz. grondig door te nemen.
Nu beschik ik weer over tijd om zelf iets te ondernemen. Zendantennes passen niet in de omgeving, en de zin om verbindingen te maken is ook totaal verdwenen. Mijn interesse op het gebied van radio gaat nog uit naar QRP opstellingen in het veld, luisteren naar CW, compacte antennes voor ontvangst en het ontvangen van signalen op lage (en zeer lage) frequenties. Ik heb verder nog altijd interesse voor oude toestellen en voor de technieken die daarin gebruikt werden maar van de verzamelwoede ben ik verlost, op enkele na zijn alle vintage toestellen weg. Onder de blijvers bevindt zich een RAL-6 waar ik nog regelmatig CW op beluister. Het verbaast mij steeds opnieuw dat een toestel met technologie van vóór WW2 vandaag nog zo goed bruikbaar is voor het ontvangen van stations in CW.
Zenden doe ik dus niet meer, maar ik ben nog wel actief bezig met het bedenken en uitwerken van kleine projecten rond ham radio. Bij elk thema wordt gestreefd naar het ontwerp met de optimale verhouding resultaat/complexiteit. Is dat bereikt, dan is het tijd voor iets nieuw. Vroeger begon ik aan een project, met als doel over het gebouwde voorwerp te beschikken. Vandaag zit de beloning voor de geleverde inspanningen in de voldoening aan het einde van een geslaagd parcours en in het daarbij verworven inzicht. Felix qui potuit rerum cognoscere causas (Virg.).
De hoofdstukken loopantennes en ferrietantennes zijn afgesloten, sinds 2021 werk ik rond regeneratieve ontvangertjes die geschikt zijn voor gebruik met loopantennes en ferrietantennes.